maandag 12 mei 2014

‘Mijn oogen zagen jou ergens ver, aan een rivier van Babylon de slavenketen dragen.’ Sandor van Leeuwen over Pressers gedichten 

In het Reformatorisch Dagblad van afgelopen vrijdag schrijft journalist (en oud-student) Sandor van Leeuwen een interessant stuk over de gedichten die Jacques Presser tijdens de Bezetting schreef over zijn weggevoerde vrouw Dé Appel. Wat stelde hij zich voor bij haar lot?

Hij vindt maar liefst 24 gedichten die daar over gaan:  

Twee gedichten suggereren dat zij een gruwelijks slavenleven leidt. Drie gedichten lijken uit te gaan van de gedachte dat erbarmelijke levensomstandigheden zullen leiden tot de dood. Nog eens drie gedichten hinken op twee gedachten leven of dood, dood of leven en hebben de onzekerheid als thema. In zeven andere gedichten lijkt Presser te berusten in de zekerheid van de dood, maar opvallend genoeg gaan niet minder dan negen gedichten over de mogelijkheid van een weerzien. 

Alles bij elkaar concludeert Van Leeuwen dat deze gedichten, net als een vijftal gedichten uit het Geuzenliedboek, mijn these bevestigen dat men tijdens de bezetting in het duister tastte over het lot van de Joden: het zou slecht zijn, dat was zeker, maar hoe slecht wist niemand, en de werkelijkheid van onmiddellijke massale moord lag buiten het voorstellingsvermogen.

 

Geen opmerkingen: