In het Reformatorisch
Dagblad van afgelopen vrijdag schrijft journalist (en oud-student) Sandor
van Leeuwen een interessant stuk over de gedichten die Jacques Presser tijdens
de Bezetting schreef over zijn weggevoerde vrouw Dé Appel. Wat stelde hij zich
voor bij haar lot?
Hij vindt maar liefst 24 gedichten die daar over gaan:
Twee gedichten suggereren dat
zij een gruwelijks slavenleven leidt. Drie gedichten lijken uit te gaan van de
gedachte dat erbarmelijke levensomstandigheden zullen leiden tot de dood. Nog
eens drie gedichten hinken op twee gedachten leven of dood, dood of leven en
hebben de onzekerheid als thema. In zeven andere gedichten lijkt Presser te
berusten in de zekerheid van de dood, maar opvallend genoeg gaan niet minder
dan negen gedichten over de mogelijkheid van een weerzien.
Alles bij elkaar concludeert Van Leeuwen dat deze gedichten,
net als een vijftal gedichten uit het Geuzenliedboek,
mijn these bevestigen dat men tijdens de bezetting in het duister tastte over
het lot van de Joden: het zou slecht zijn, dat was zeker, maar hoe slecht wist
niemand, en de werkelijkheid van onmiddellijke massale moord lag buiten het voorstellingsvermogen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten