1. In de
eerste drukken stond op p. 418 dat onwetendheid helpt de gehoorzaamheid van de
maatschappij en het hoge percentage gedeporteerden te verklaren. Dat laatste is
onwaar; gezien het feit dat men in België en Frankrijk waarschijnlijk even
weinig wist als in Nederland, kan het verschil in deportatiepercentages niet
uit verschil in kennis worden verklaard.
2. Op p. 143
staat dat het verzet in Nederland procentueel niet kleiner was dan dat in
Frankrijk, België en Denemarken. Dat blijkt echter niet uit de cijfers in de literatuur
waar de bijbehorende noot naar verwijst – daaruit blijkt, vrees ik, eerder het
tegendeel.
3. Op p. 415
staat dat onwetendheid van de Holocaust geen ‘afdoende’ verklaring is voor het
gedrag van de omstanders, maar wel een ‘noodzakelijke’ verklaring. Ik was nogal
tevreden over die formulering, totdat ik mij dankzij mijn filosofisch
geschoolde broer realiseerde dat er het omgekeerde staat van wat ik bedoel (en
wat elders op die pagina gelukkig ook wordt uitgelegd). Ik bedoel dat er
allerlei redenen konden bestaan voor gehoorzaamheid – angst, onverschilligheid,
etc. - en dat die gehoorzaamheid dus niet opeens verdwenen zou zijn als men wel
wist van de Holocaust, maar dat ook mensen die niet bang of onverschillig waren
gehoorzaam konden blijven, uit gebrek aan kennis. De juiste formulering is dus:
onwetendheid is geen noodzakelijke verklaring maar kan een afdoende
verklaring zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten