Nog één maal Arnold Heertje.
In de NRC van 12 juli jl. geeft u een
leugenachtige voorstelling naar aanleiding van mijn verzoek het verleden in de
oorlog van uw grootouders nader in het licht te stellen. Ik heb nooit gezegd
"stel dat uw grootouders fout waren, dan bevestigt dat uw ongelijk".
Ik heb expliciet geen verband gelegd tussen het handelen van uw grootouders en
het samenstel van uw grievende beweringen.
Jazeker wel: u heeft gezegd dat de achtergrond
van een historicus verklaart wat hij schrijft, en als voorbeeld Chris van der
Heijden gegeven, wiens interpretatie zou voortvloeien uit zijn vaders
collaboratie. U gebruikt de term ‘leugenachtig’ nogal losjes, moet ik zeggen.
Dat u niettemin deze valse voorstelling van zaken
in de NRC etaleert, is m.i. karakteristiek voor de werkwijze die u hanteert. U
deinst niet terug voor het hanteren van methoden die niet stroken met een
wetenschappelijke werkwijze. Hebt u zich weleens afgevraagd waarom zoveel Joden
zijn gaan onderduiken, daartoe in staat gesteld door veel niet-Joodse mensen
die grote risico’s namen, indien de Joodse Nederlanders slechts naar een
(zwaar) werkkamp gingen? Hebt u zich weleens afgevraagd waarom baby’s, ouden
van dagen en zwangere vrouwen naar de kampen zijn gestuurd als het in de
beleving van de bevolking slechts om werkkampen ging?
Zeker, dat heb ik mij afgevraagd en dat staat
ook allemaal in mijn boek, dat u toch echt niet erg goed lijkt te hebben
gelezen. Als ik me goed herinner staat het antwoord op deze vragen zelfs in
mijn eerste mail aan u. Maar omdat ik op onverklaarbare wijze blijf geloven dat
u toch ergens gevoelig moet zijn voor argumenten, nog een keer: men dacht dat
de Duitsers de Joden wilden uitroeien, door degenen die werken konden zwaar
werk te laten doen en degenen die niet werken konden, aan hun lot over te
laten. Niemand geloofde in ‘gewone’ tewerkstelling, onder andere omdat ook baby’s
en bejaarden meegingen. Sommige Joden en niet-Joden vonden dit vooruitzicht
ernstig genoeg om onder te duiken c.q. het risico van onderduik geven te nemen.
Anderen dachten dat die zware arbeid en verwaarlozing langer vol te houden was
dan de oorlog zou duren, en dachten dat onderduiken roekeloos was. Dat
verklaart waarom sommige Joden die konden onderduiken dat wel deden, en andere
niet. Lees dit nu gewoon eens en reageer hier zakelijk op; u bent per slot van
rekening wetenschapper. Ook uw volgende alinea is hiermee beantwoord.
Ook van mijn persoonlijke geschiedenis geeft u
een valse weergave door alleen naar de overtuiging van mijn vader te verwijzen.
Zijn overtuiging werd gedeeld door een hele reeks van ‘omstanders’, waarvan een
deel ons daadwerkelijk in de gelegenheid stelde onder te duiken. Zij wisten dat
anders de vernietiging ons lot was. In zekere zin is het voor u onprettig dat
er nog Joden zijn die het kunnen navertellen, maar ook het recente boek van
Barbara Beuys weerlegt op bijna elke bladzijde uw beweringen (zie bijv. blz.
210).
Ik herhaal dan ook mijn verzoek omtrent uw
grootouders, ook al besef ik dat uw reactie schuilgaat achter de dooddoener
‘voor zover ik weet’. De archieven van het NIOD zijn toch ook voor u
toegankelijk.
Het is komisch dat u tegelijkertijd beweert
dat kwaliteit van mijn boek niet afhangt van het oorlogsverleden van mijn
grootouders, maar dat het in de context van een discussie over dat boek toch
hoogst relevant is om over die grootouders meer te weten. Het NIOD is voor
iedereen toegankelijk, dus ga uw gang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten