zondag 15 december 2013

'Zo hangt onzorgvuldig taalgebruik inderdaad samen met onzorgvuldig denken'.
Nog meer kritiek van Gans en Ensel.

In het Tijdschrift voor Geschiedenis van dit kwartaal staat mijn repliek op een in het vorige nummer gepubliceerd artikel van de hand van Evelien Gans en Remco Ensel. Dat is het vierde stuk dat Gans en Ensel aan mijn boek hebben gewijd. Het is in zoverre een verademing dat de insinuerende ondertoon van de vorige stukken afwezig is (al hebben we dat misschien aan de redactie te danken). Verder is het even potsierlijk als de vorige drie.

Nu klinkt dat uit mijn mond natuurlijk uiterst verdacht: weer een auteur die geen kritiek kan velen. Maar iedereen kan zelf vaststellen dat de stukken van Gans en Ensel over van alles gaan, maar niet over de concrete argumentatie van mijn boek. Ze bestaan vooral uit nogal vijandige beschouwingen naar aanleiding van het boek. De meeste van die beschouwingen slaan volgens mij nergens op, maar zelfs als ze allemaal hout zouden snijden, zouden ze gezamenlijk nog niet in de buurt komen van een weerlegging van mijn conclusies.

Sterker nog: in de tientallen pagina's die Gans en Ensel inmiddels aan mijn boek hebben gewijd, spreken ze geen van die conclusies expliciet tegen - laat staan dat ze toekomen aan zoiets als een heldere tegenargumentatie. In iedere repliek (zo ook deze) heb ik ze gevraagd om concreet te reageren op wat ik beweer. Daar hebben ze tot nu toe blijkbaar niet de tijd voor weten te vinden, maar laat ik gewoon nog een poging doen:

Beste Remco en Evelien, als jullie een echt debat willen over de vraag wat men destijds vond en wist van de Holocaust, mag ik dan suggereren dat jullie antwoord geven op de volgende vragen? Zijn jullie het me eens dat de omstanders niet onverschillig stonden tegenover de Jodenvervolging? Zo niet, hoe rijmen we dat dan met de bronnen, die vrijwel zonder uitzondering spreken van algemene afkeer en verontwaardiging? Zijn jullie het met me eens dat men destijds niet wist dat gedeporteerde Joden bij aankomst werden gedood? Zo niet, hoe verklaren we dan dat geen van de door mij bestudeerde dagboekschrijvers van die kennis blijk geeft? Of kennen jullie dagboekschrijvers die dat wel doen? Zijn jullie het met me eens dat, als gevolg van deze onwetendheid, veel Joden de risico's van onderduiken versus gaan verkeerd inschatten? Zo niet, hoe verklaren we dan dat vele Joden ernstig twijfelden aan de wijsheid van onderduik (zoals Jaap Meijer, die volgens zijn biografe, een zekere Evelien Gans, niet onderdook omdat hij dacht dat dat gevaarlijker was dan gaan)? En zijn jullie het met me eens dat, als Joden niet wisten of verzet verstandig was, niet-Joden dat waarschijnlijk evenmin wisten? Zo niet, waarom niet?

En als jullie het op deze punten wel met me eens zijn, kunnen we dan vaststellen jullie de belangrijkste conclusies van het boek onderschrijven (en de felheid van jullie kritiek dus nogal buitenproportioneel is)?

Hieronder vinden jullie een knop, die de mogelijkheid biedt zonder enige tussenkomst mijnerzijds te reageren. Ik ben ook bereid jullie respons, van welke lengte dan ook, hier als apart bericht te publiceren. Ik ben benieuwd.

Geen opmerkingen: