Rudolf Dekker en Arianne Baggerman, beiden hoogleraar en
expert op het gebied van egodocumenten, mengden zich in januari van dit jaar,
en nogmaals in juli, in de discussie over mijn boek (zie de berichten van 25-1
en 23-7). Naar aanleiding van hun laatste stuk schreef ik ze de volgende
e-mail:
Beste Arianne en Rudolf,
In de NRC van eergisteren mengen jullie je opnieuw in het debat over mijn
boek. Daarbij beweren jullie dat ik inhoudelijke discussie ontwijk en jullie
methodologische kritiek omzeil. Dat verbaast me nogal, omdat ik uitgebreid heb
gereageerd (op de website van de Groene
en op mijn blog) toen jullie in januari in een brief in de Groene dezelfde bezwaren formuleerden.
Jullie zeggen dat mijn conclusie
dat men niet wist dat de Joden in meerderheid bij aankomst werden gedood is
gebaseerd op ‘stiltes’; op de afwezigheid van passages daarover in
dagboeken. Maar die afwezigheid, zeggen jullie vervolgens, is te verklaren uit
onwil om te weten of om het onderwerp te bespreken. In jullie brief in de Groene gaven jullie als voorbeeld de
vroegmoderne dagboeken die niet repten van mishandeling van kinderen.
Daaruit is blijkbaar geconcludeerd dat men kinderen niet sloeg, wat niet
klopt: het was alleen niet iets waarover men in dagboeken schreef. In jullie
brief in de NRC geven jullie als
voorbeeld een nazi-generaal die zijn onwetendheid van de Holocaust wilde
aantonen aan de hand van zijn dagboek, dat geen informatie daarover bevat.
Natuurlijk niet, is jullie (impliciete) boodschap: daar wil de man ook niet
over schrijven. Deze fundamentele redeneerfout – het klassieke absence of evidence is not evidence of
absence – zou ten grondslag liggen aan mijn boek.
Aangenomen dat ik hiermee jullie
bezwaar accuraat verwoord is mijn (al eerder geformuleerde) antwoord simpel: zo
redeneer ik niet. Ik baseer mij niet op ‘stiltes’, maar juist op min of meer
concrete voorstellingen van Polen. Vele van ‘mijn’ dagboekschrijvers hebben,
anders dan die Duitse generaal, geen duidelijke reden om niet over het lot van
de Joden te schrijven. Ze schrijven er juist veel over, waaronder tamelijk
gruwelijke dingen: slaag, honger, medische experimenten, zware dwangarbeid etc.
Maar onmiddellijk dood bij aankomst beschrijven ze nooit. Hun voorstelling
impliceert meestal dat daar in Polen een nieuw, zeer zwaar bestaan wacht. Zo
gaan nogal wat mensen er van uit dat in Polen de gezinnen uit elkaar gehaald
worden; mannen, vrouwen en kinderen zouden in aparte kampen worden
ondergebracht. Daaruit leid ik af dat zij er niet van uitgaan dat de Joden bij
aankomst worden gedood. Die conclusie is dus gebaseerd op concrete
mededelingen, niet op stiltes; op evidence,
niet op absence of evidence.
Laten we het concreet maken. Joop
Voet, een jonge Joodse accountant, piekert zich suf over wat er in Polen te
wachten staat en praat daarover met iedere gesprekspartner die hij kan vinden.
De conclusie is steeds hetzelfde: er zijn te weinig aanknopingspunten. En
daarom vindt hij het heel moeilijk om te weten wat te doen. Dat zijn kinderen
moeten onderduiken is hem helder, want die zullen het barre klimaat in Polen
wel niet overleven en hij denkt dat hij en zijn vrouw niet in staat zullen zijn
goed voor hen te zorgen. Maar of ze zelf ook het risico van onderduik moeten
nemen, vindt hij moeilijk te bepalen: uiteindelijk doet hij het, maar zijn
naasten – zijn vader Ies en zijn zwager en zeer goede vriend Jaap Meijer – doen
het niet. Dat snapt hij wel. Want bij alle onzekerheid stelt hij zich voor dat
in Polen werkkampen en getto’s wachten, waar de omstandigheden slecht zijn,
maar wellicht te overleven totdat de oorlog voorbij is.
Zo’n dagboek – en ik haal er veel
meer aan - lijkt in helemaal niets op jullie voorbeelden. Ik zou niet weten
waarom Joop Voet, als hij had geweten van Auschwitz, dat niet had opgeschreven.
Het is ook moeilijk voorstelbaar dat hij in dat geval zo zou hebben zitten
dubben over onderduik, laat staan dat hij had geaccepteerd dat Jaap en zijn
vader niet onderduiken, terwijl ze dat wel kunnen. Het lijkt mij dat het bewijs
hier vrij eenduidig is: Joop Voet weet gewoon niet van Auschwitz. Wat niet
opmerkelijk is, omdat daarover maar zeer sporadisch iets uitlekte, dat de
tijdgenoten volkomen ongeloofwaardig voorkwam.
Jullie pleiten voor ‘zorgvuldige
interpretatie’ van dagboeken en impliceren dat ik die niet bedrijf. Wat zouden
jullie dán afleiden uit het dagboek van Joop Voet? En al die andere? Achten
jullie het echt mogelijk dat wel bekend was dat de Joden bij aankomst werden
gedood, maar dat geen enkele van 164 dagboekschrijvers, onder wie heel verschillende
mensen, dat helder opschrijft? Zo ja, maakt dat de stelling dat men wist van de
Holocaust niet onfalsifieerbaar, oftewel een stelling die je kunt volhouden wat
de bronnen ook zeggen? Of anders gezegd: als dit bewijs jullie niet overtuigt,
welk hypothetisch bewijs zou jullie dan wel overtuigen?
Om het debat uit het niveau van
gehakketak te trekken (daar is het onderwerp belangrijk genoeg voor) stel ik
voor dat jullie in kort bestek op deze repliek ingaan, dan plaats ik beide
stukken, uiteraard onverkort, op mijn blog.
Met collegiale groet,
Bart van der Boom
Nu schreef Rudolf Dekker mij gisteren dat hij dacht dat geïnteresseerden
in het debat wel genoeg informatie tot hun beschikking hadden, en dat hij
zich vooral had beziggehouden met 17e-eeuwse dagboeken, ter illustratie
waarvan hij een boekje meestuurde.
Ik vind dat reuze vriendelijk, maar ook hoogst
onbevredigend. Baggerman en Dekker hebben er zelf voor gekozen om mij
publiekelijk de oren te wassen: ze zeggen dat ik op ‘naïeve wijze’ met mijn
bronnen omga, aan ‘tunnelvisie’ lijd, ‘als historicus tekort schiet’ en een inhoudelijke
discussie ‘ontwijk’, dat ik een van tevoren vaststaand doel nastreef, namelijk ‘alle
“gewone” Nederlanders vrij te pleiten’ en de lezer simpelweg vertel wat hij
graag wil horen.
Dat mag allemaal, maar dan moet je ook de verplichting
accepteren om dat keiharde oordeel te verdedigen en te onderbouwen. Als de
kritiek van Baggerman en Dekker hout snijdt, moeten ze op mijn repliek kunnen
antwoorden. Als ze dat niet kunnen – en daar lijkt het op – dan zou
het van professionaliteit en oprechte wetenschappelijke belangstelling getuigen
dat toe te geven.
Dit heb ik Baggerman en Dekker ook verteld, en hun gewezen
op de knop die onder dit bericht staat. Ik ben benieuwd.
1 opmerking:
Het is nu al bijna twee maanden later. En geen reactie, en dat is de derde mogelijkheid van reageren: zwijgen en daardoor toegeven dat je het fout hebt, maar niet in het openbaar.
Val me toch wel tegen van Dekker en Baggerman!
Een reactie posten