maandag 6 mei 2013

'Pseudo-wetenschappelijke redeneringen'. Ies Vuijsje in NRC/Handelsblad

Eindelijk een enigszins uitgebreide reactie van Ies Vuijsje, wiens boek Tegen beter weten in uit 2006 de aanleiding was voor het schrijven van 'Wij weten niets van hun lot'. Behalve een ingezonden brief in het NIW, waarin hij eigenlijk alleen zei dat ik een leugenaar ben en hij een eenzame strijder voor de waarheid, had hij nog niet gereageerd. Nu krijgt hij 1400 woorden in de NRC.

Verbazend genoeg gebruikt hij die alleen om de conclusies van zijn boek te recapituleren en gaat hij met geen woord in op de uitgebreide, gedetailleerde en, denk ik, tamelijk fundamentele kritiek die in mijn boek staat. Zo herhaalt hij simpelweg dat de radio, de illegale pers en dagboekschrijvers repten van 'uitroeiing' en 'vernietiging' van de Joden, en de waarheid dus bekend was. Dat men met die termen destijds iets anders bedoelde dan de werkelijkheid van Auschwitz of Sobibor, acht hij het vermelden niet waard. Vervolgens beweert hij opnieuw dat deze waarheid grootschalig verdrongen werd. Over mijn uitgebreide argumentatie daartegen (zie FAQ 14): geen woord. Het feit dat men zich weliswaar realiseerde dat de Duitsers het slechtste met de Joden voorhadden, maar zich moord bij aankomst niet kon voorstellen, en dus de overlevingskansen van de Joden in Polen fundamenteel te hoog inschatte, noemt hij zonder enige nadere toelichting 'niet essentieel' en zelfs 'demagogie'. Het hoofdstuk waarin ik laat zien dat het aarzelende gedrag van Joden (en sommige niet-Joden) alleen te begrijpen is vanuit die onderschatting van het gevaar (zie FAQ 2) had ik wat Vuijsje betreft net zo goed niet kunnen schrijven: hij zegt er niets over. In plaats daarvan geeft hij zich over aan wilde speculaties over een NIOD-kliek die het volk zand in de ogen strooit.

Nu zou het natuurlijk kunnen dat mijn kritiek op Vuijsje niet deugt. Maar dat zou hij dan toch moeten laten zien. Dat hij dat niet eens probeert, is bepaald onbevredigend. Voor een onvoorbereide lezer is Vuijsjes interpretatie waarschijnlijk overtuigend: ze is aantrekkelijk overzichtelijk en past precies in de heersende collectieve herinnering. Daarbij verstaat Vuijsje de kunst van bondig formuleren. Wie mijn boek heeft gelezen zal, denk ik, onmiddellijk zien dat Vuijsje de discussie uit de weg gaat.

Geen opmerkingen: